Ervaringsordening

Ervaringsordening

Een andere invalshoek om mensen met een verstandelijke beperking beter te begrijpen en kunnen behandelen is door zicht te krijgen op hun belevingswereld. M.a.w. op welke manier ervaren en ordenen zij de wereld.

Binnen de ervaringsordening worden vier niveaus onderscheiden:

  1. Het lichaamsgebonden niveau: Dit niveau ervaart de wereld vanuit het lichaam. Er wordt ervaren en geordend op grond van de zintuigen. Er is nog geen onderscheid tussen het ik en de buitenwereld. Kernwoord van dit niveau is sensatie. Bij dit niveau kan de basisvraag gesteld worden: ‘Is mijn lichaam veilig?’
  2. Het associatieve niveau: Vanuit de herkenning volgt de verwachting: als dit … dan dat. Er ontstaan associaties met gewoontevorming tot gevolg. Deze gewoontes zijn star en moeten altijd in dezelfde volgorde en op dezelfde manier gebeuren. Wanneer de volgorde van activiteiten onverwacht wisselt, volgt er protest of ontstaat er zelfs paniek, omdat dit de veiligheid ondermijnt. De taal is concreet en gebonden aan de actuele situatie. Het verschil tussen zichzelf en de omgeving wordt ontdekt, maar verplaatsing in de ander is er nog niet bij. Kernwoord van dit niveau is verwachting. Bij dit niveau kan de basisvraag gesteld worden: ‘Is mijn omgeving betrouwbaar?’
  3. Het structurerende niveau: Het verband tussen gebeurtenissen wordt ontdekt, inzicht wordt verkregen. Men kan dan vooruit denken op wat komen gaat en terug kijken op wat is geweest. Er ontstaat een eerste tijdsbesef. Kernwoord van dit niveau is herinnering. Bij dit niveau kan de basisvraag gesteld worden: ‘Ken ik de samenhang van de episode?’
  4. Het vormgevende niveau: Dit niveau voegt iets extra’s, iets eigens toe aan bekende structuren. Er kunnen oplossingen worden bedacht en ideeën worden aangedragen. Kernwoord van dit niveau is abstractie. Bij dit niveau kan de basisvraag gesteld worden: ‘Mag ik mijzelf zijn?’

In de eerste niveaus gaat het om herkenning. De stap van associatieve naar structurerende ordening is een relatief grote stap. In de laatste twee fasen gaat het om begrip. Vaak wordt herkenning verward met begrip. Geregeld wordt gedrag dat is gebaseerd op herkenning gezien als gedrag dat voorkomt uit begrip. Als een vaardigheid is gebaseerd op begrip zal deze snel in nieuwe situaties toegepast kunnen worden.
Veel mensen met een verstandelijke beperking komen niet verder dan de associatieve ordening. De kans op overvraging is dan groot! In veilige, gestructureerde situaties zal een persoon meer kunnen.

De manier van

Graad van Verstandelijke beperking:

  • Zeer ernstige verstandelijke beperking
    IQ: 0 – 20
    Ontwikkelingsleeftijd: Tot 2 jaar
    Niveau Ervaringsordening: Lichaamsgebonden
  • Ernstige verstandelijke beperking
    IQ: 20 – 35
    Ontwikkelingsleeftijd: 2 – 4 jaar
    Niveau Ervaringsordening: Associatief
  • Matige verstandelijke beperking
    IQ: 35 – 50
    Ontwikkelingsleeftijd: 4 – 7 jaar
    Niveau Ervaringsordening: Associatief / structurerend
  • Lichte verstandelijke beperking
    IQ: 50 – 70
    Ontwikkelingsleeftijd: 7 – 12 jaar
    Niveau Ervaringsordening: Structurerend
  • Zwakbegaafd
    IQ: 70 – 85
    Ontwikkelingsleeftijd: >12 jaar
    Niveau Ervaringsordening: Vormgevend